Zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking – Deel 1
Elia
Onder Henoch werd al naar Elia verwezen. Ook hij stierf niet, maar God nam hem levend op, en hij wist het, en hij niet alleen.
“Het geschiedde, toen de Here Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia met Elisa uit Gilgal ging. En Elia zei tot Elisa: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Betel gezonden. Maar Elisa zei: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Daarop begaven zij zich naar Betel. Toen kwamen de profeten van Betel naar Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil.”
2 Koningen: 2:1-3
“En zodra zij overgestoken waren, zei Elia tot Elisa: Doe een wens. Wat zal ik voor u doen, eer ik van u word weggenomen? En Elisa zei: Zo moge dan een dubbel deel van uw geest op mij zijn. En Elia zei: Gij hebt een moeilijke zaak gewenst. Indien gij mij zult zien, terwijl ik van u word weggenomen, dan zal het u aldus geschieden. Maar indien niet, dan zal het niet geschieden. En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel. En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël! En hij zag hem niet meer.”
2 Koningen: 2:9-10
De Bijbel leert, dat alle mensen eenmaal moeten sterven. Henoch en Elia vormen daarop geen uitzondering, want:
“… zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel.”
Hebreeën 9:27
Hier is iets bijzonders aan de hand. In het oordeel over Israël en tijde van koning Achab (874-853 voor Chr.) trad Elia op:
“Toen zei de Tisbiet Elia, uit Tisbe in Gilead, tot Achab: Zo waar de Here, de God van Israël, leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord.”
1 Koningen 17:1
Tijdens de toekomstige Grote Verdrukking zal opnieuw door tussenkomst van Elia hetzelfde gebeuren. Ter inleiding op hun sterven als vermeld in Openbaring 11:7, wordt weergegeven, wat er aan voorafging. Zo profeteerde de apostel Johannes:
“En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang. En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd. En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. En na die drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. Het tweede wee is voorbijgegaan: zie, het derde wee komt spoedig.”
Openbaring 11:1-14
De twee getuigen, Henoch en Elia, worden niet weggenomen, voordat de ramp zich voltrekt, maar gaan er doorheen met de dood tot gevolg.