Zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking – Deel 1
IK
De Here Jezus, het Hoofd van de Gemeente, staat garant voor de inhoud van zijn uitspraak. De garantie is het duidelijkst, toen Hij tegen Petrus zei:
“En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.” Mattheüs 16:18 De Here Jezus leerde Zijn discipelen overigens niet bidden, “Uw Gemeente, maar Uw Koninkrijk kome.”
Mattheüs 6:10
Zal bewaren
De Gemeente van Filadelfia heeft het bevel om de Heer der Gemeente te blijven verwachten bewaard. Het tweede “bewaren” in de tekst is gelijk aan het eerste, en heeft daarom dezelfde waarde. Het gaat om het “bewaren voor,” wat de vertaling is van het Griekse téréo (bewaren) ék (voor). Hoewel het Grieks duidelijk is, bestaat onder theologen verschil van mening over het woordje “voor.”
De kernvraag is, of de gelovigen uit de grote verdrukking worden weggehaald, terwijl ze daar middenin zitten, of dat ze worden weggehaald, voordat de grote verdrukking aanbreekt.
In zijn boek En voort wentelen de eeuwen ontvouwt Dr. J.H. Bavinck zijn gedachten over de Openbaring van Johannes, 7e dr. – Ede : Zomer & Keuning, 1983. Op blz. 75 spreekt hij over de gelovige in de verzoeking. Hiermee doet deze theoloog of er in de Griekse grondtekst “bewaren in het uur der verzoeking” staat in plaats van “bewaren voor het uur der verzoeking.” Volgens Bavinck worden de gelovigen niet weggenomen voordat de Grote Verdrukking komt, maar dat ze er dwars door heen gaan en er in bewaard zullen worden. Maar het woord van de apostel Paulus luidt:
“Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden.”
1 Thessalonisenzen 4:16-18
Als iemand ergens voor bewaard wordt, betekent het, dat hij het niet meemaakt. De Statenvertaling vertaalt “uit de ure der verzoeking.” Dit roept de vraag op, wanneer dat plaatsvindt, tevoren of tijdens de Grote Verdrukking. Letterlijk gaat het in Openbaring 3:10 het om geduldig, standvastig verwachten. Het woord van Paulus geeft aan, wat de verwachting inhoudt.
“Want zelf verhalen zij van ons, hoe wij bij u ontvangen zijn en hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen, en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus, die ons verlost van de komende toorn.”
1 Thessalonisenzen 1:9-10
“Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus.”
1 Thessalonisenzen 5:9
Dertig jaar later bouwde de apostel Johannes in zijn brief aan de Gemeente van Filadelfia hierop als het ware verder. Hij voegde er, op gezag van de Here Jezus als Hoofd van de Gemeente, aan toe dat zij “voor de ure van de verzoeking bewaard zouden worden.”
De inhoud van de Evangeliën gaat over de tijd, dat de Gemeente van Christus nog niet bestond.
“Deze twaalf (discipelen) heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls.”
Mattheüs 10:5-6
Pas aan het einde van het Boek Handelingen verandert deze situatie definitief. Na een dag van intense discussie met de Joodse leiders besluit de apostel Paulus de studiedag met de woorden:
“Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!”
Handelingen 28:25-28
God heeft Israël niet afgeschreven. De Gemeente van Christus heeft de plaats van Israël niet ingenomen. De Nieuwtestamentische gelovigen worden als wilde olijven op de edele olijf, Israël geënt. Zie wat de apostel Paulus over zijn eigen volk zegt:
“Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees! Want indien God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Hij zal ook u niet sparen
(…)
Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden;
(…)
Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden. ”
Romeinen 11:17-27
De profetieën in de Evangeliën zijn aan Israël gericht. De oordelen, die in Openbaring 6 tot en 19 worden beschreven, zijn de vervulling van Jezus’ woorden:
“Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook nooit meer wezen zal.”
Marcus 13:19-20