Welke Jezus?
[flash /flv/20080525_welke_jezus.flv]
“Maar Petrus zeide: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel!”
Handelingen 3:6
Schriftlezing
“En toen hij Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk rondom hen te hoop in de zogenaamde zuilengang van Salomo, vol verbazing. En Petrus zag het en antwoordde het volk: Mannen van Israël, wat verwondert gij u hierover, of wat staart gij ons aan, alsof wij door eigen kracht of godsvrucht deze hadden doen lopen? De God van Abraham en Isaak en Jakob, de God onzer vaderen, heeft zijn knecht Jezus verheerlijkt, die gij hebt overgeleverd en verloochend ten overstaan van Pilatus, ofschoon deze oordeelde, dat men Hem moest loslaten. Doch gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en begeerd, dat u een man, die een moordenaar was, geschonken zou worden; en de Leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft Hem opgewekt uit de doden, waarvan wij getuigen zijn. En op het geloof in zijn naam heeft zijn naam deze, die gij ziet en kent, sterk gemaakt; en het geloof door Hem heeft hem dit volkomen herstel gegeven in u aller tegenwoordigheid. En nu, broeders, ik weet, dat gij uit onkunde hebt gehandeld, gelijk ook uw oversten; maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat zijn Christus moest lijden. Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher. Mozes toch heeft gezegd: De Here God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar hem zult gij horen in alles wat hij tot u spreken zal; en het zal geschieden, dat alle ziel, die naar deze profeet niet hoort, uit het volk zal worden uitgeroeid.”
Handelingen 3:11-23
Boodschap
Welke Jezus? Iemand zal vragen: zijn er dan meer? Toen de Here Jezus op Hemelvaartsdag in de hemel werd opgenomen, zeiden de engelen tot de stom verbaasde discipelen: “Deze Jezus, die van u opgenomen is.”
Deze Jezus, en geen andere. Het gaat om deze ene Jezus, Pinksteren is al weer enkele weken voorbij. We zijn weer overgegaan tot de orde van de dag. De vraag is nu, hoe werkt Pinksteren uit? Is er iets veranderd, en zo ja wat? Voor de godsdienstige Joden, die regelmatig in de Tempel kwamen, was er niets veranderd. Daar waren ze zich tenminste niet van bewust. En dat was nu juist het probleem.
Die Jezus, die de afgelopen weken en maanden zoveel opschudding veroorzaakt had, was weg. Eindelijk rust. Nergens op bedacht, komen de Joden ’s middags naar de Tempel om te bidden. Daar zit die man weer, dat sociale probleem, die er elke dag zit om een aalmoes van de mensen te vragen. Daar komen Petrus en Johannes; ook zij komen om te bidden. Ze zien de man zitten. Met een vragende blik kijkt hij hen aan. Hebben jullie wat voor mij, vraagt hij ? Zouden ze hem wat geven? Petrus zei, kijk me eens aan. O, dacht de man, nu komt het. En jawel, het kwam! Dan hoort de man het teleurstellende antwoord, zilver en goud heb ik niet. Maar, daar zat de man nu juist op te wachten. Nee, Petrus had wat beters voor hem. Hij zei:
Houdt hij hem voor de gek? Hij greep de man bij zijn rechterhand en daar ging hij. Lopen, springen. Wat is dit voor een vertoning? “
Wat ik heb geef ik je, in de naam van Jezus Christus, Nazoreeër: wandel!”
Met stomme verbazing zien al die omstanders wat er gebeurt. In de naam van Jezus Christus. O nee, hè. Daar waren we nu toch net van af! Ze werden niet al te prettig gestoord in hun godsdienstige gewoonte. De Overpriesters, de Schriftgeleerden en de Farizeeën hadden hier nu toch een eind aan gemaakt. Ze hadden de Messias toch ter dood veroordeeld en geschreeuwd, kruist Hem. God had Hem als Messias aangewezen. Maar zij wisten het beter. Zij hadden allemaal een andere voorstelling van Hem. Hij beantwoordde niet aan hun verwachtingen, dus weg er mee. En zegt die Petrus, dat Jezus Christus, de Messias dit doet. En dan heb je de poppen aan het dansen. Aan de hand van hun eigen vaderlandse en godsdienstige geschiedenis maakt Petrus duidelijk, dat Jezus het is, eeuwenlang door de profeten aangekondigd. Ze kennen de profetieën, ze geloven ze, maar in hun geloofsleven betekent het niets. Het is een lege traditie. Ze hebben een volkomen verkeerde voorstelling van de Christus, van de Messias.
Hoe zien Christenen vandaag Jezus Christus, de Messias? Leven we vandaag niet in wat over is van de joods-christelijke cultuur? Er zijn nog vormen, er is nog zoiets als een traditie. Wie het Nieuwe Testament doorleest, komt overal Jezus Christus tegen. Dat is de Messias. Beantwoordt Hij aan onze verwachtingen of hebben we een eigen ontwerp van Hem gemaakt, waar Hij aan moet voldoen? In elk hoofdstuk komen we Hem tegen. Jezus Christus, de Messias. En we lezen er overheen. Het dringt tot velen niet door, dat hij de Messias is, de Gezalfde. Hij, en geen ander, is door God apart gezet voor de roeping als koning, priester en profeet. Koning van Israël uit het Huis van David. Priester, die met Zijn eigen bloed het hemels heiligdom binnenging om verzoening te doen. De man, van wie de apostel Johannes zei: “Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.”
Jawel, van de wereld, van de hele wereld, niet van een select gezelschap van uitverkorenen. Maar, voor wie niet gelooft, is dit offer vergeefs. Daar liet de apostel Johannes geen twijfel over bestaan:
“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.”
Johannes 3:36
Vaak wordt er van Hem een karikatuur gemaakt: de lieve Jezus. En dat is HIJ!. Hij gaf zelfs Zijn leven voor gevallen mensen. Maar Jezus is niet soft. Hij ziet niet alles door de vingers. Velen kennen het lied: welk een Vriend is onze Jezus! En dat is Hij. Maar Hij is Heer en Messias. Velen schijnen te vergeten wat de Messias zei:
“Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied.”
Johannes 15:14
Eens sprak de Here Jezus in een gelijkenis over het Koninkrijk Gods. Daarin kwamen mensen voor, die de koning haatten en dat ook zeiden. Toen deze vijanden zich voor de koning moesten verantwoorden, zei de koning:
“Maar die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen.”
Lucas 19:11-27
Ja maar, zegt iemand, dat moet je niet letterlijk nemen. Het is een gelijkenis. Maar het gaat hier toch over een beeld van het Koninkrijk Gods! Als het niet letterlijk opgevat moet worden, wat betekent het dan? Gods Koninkrijk is onderweg. We leven nu in de genadetijd van de Gemeente. Dat betekent niet, dat het Koninkrijk niet doorgaat. De Gemeente heeft niet de plaats van het Koninkrijk ingenomen, maar past er binnenin. Als de Gemeente voltallig is geworden, neemt God de draad met Israël weer op. Gods Koninkrijk komt zichtbaar op aarde. Toen Nathanaël een ontmoeting met de Here Jezus had, zei hij:
“Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël!”
Johannes 1:50
En de Here Jezus accepteerde dat. Ver daarvoor profeteerde Daniël:
“Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.”
Daniël 2:44
De Messias uit het Oude en de Christus uit het Nieuwe Testament, is één en dezelfde persoon: Jezus van Nazareth.
“En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.”
Openbaring 11:15
Of mensen het geloven of niet, dit is wat Gods Woord zegt. Als we in het Nieuwe Testament ”Jezus Christus” tegenkomen, moeten we er goed over nadenken, wat daar mee bedoeld wordt. Misschien moeten we het beeld, dat we over Hem hebben, bijstellen.
Amen.
~Drs. K. van Berghem