Het Koninkrijk Gods
[flash /flv/20080413_koninkrijk_gods.flv]
“Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren, tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven; aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft.”
Handelingen 1:1-3
Schriftlezing
“Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren, tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven; aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft. En terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij (zei Hij) van Mij gehoord hebt. Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze. Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Hij zei tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen. Toen keerden zij terug naar Jeruzalem van de berg, genaamd de Olijfberg, die dicht bij Jeruzalem is, een sabbatsreis daarvandaan. En toen zij in de stad gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal, waar zij verblijf hielden: Petrus en Johannes en Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Mattheüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de Zeloot en Judas, de zoon van Jakobus. Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.”
Handelingen 1:1-14
Boodschap
Na de Opstanding van Jezus lijkt het ineens erg stil geworden. In Jeruzalem is de publieke rust weergekeerd. De dagelijkse gebeurtenissen hebben hun loop weer gekregen. Alle opwinding en emoties zijn voorbij. De stroom van geruchten houdt nog even aan. Aan het oog van de samenleving onttrokken, is er in de discipelkring volop activiteit. We willen nu stilstaan bij het gedeelte uit de tekst, waar over Jezus staat:
“veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft.”
Wie dan het boek Handelingen verder doorleest, komt tot de ontdekking, dat er niet zoveel over het Koninkrijk Gods te vinden is. We zouden wel willen weten, wat er in die 40 dagen over het Koninkrijk gezegd werd. Het Boek Handelingen meldt, dat de evangelist Filipus in Samaria het evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigde. Maar wat zei hij dan? Van de apostel Paulus wordt op vijf plaatsen in dit boek vermeld, dat hij het Koninkrijk verkondigde, maar wat zei hij dan precies? We weten het niet, of toch? In het Oude Testament wordt op veel plaatsen over het Koninkrijk gesproken. Zo profeteerde Daniël:
“Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid,”
Daniël 2:44
Dat is de eeuwenoude vervulling van Gods belofte aan koning David:
“Indien zijn zonen mijn wet verlaten, (…) en mijn geboden niet onderhouden, dan zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, (…)mijn trouw zal Ik niet verloochenen, mijn verbond zal Ik niet ontwijden, (…) Eenmaal heb Ik bij mijn heiligheid gezworen: Hoe zou Ik tegenover David liegen! Zijn nakroost zal voor altoos bestaan, zijn troon zal als de zon vóór Mij zijn (…)Sela.”
Psalm 89:31-38
Denk na! Dat is de Messias, Christus
Het godsdienstige maar ongelovige Israël verwierp de Messias, hun eigen koning. Maar God laat Zich daardoor niet van gedachte veranderen Het Koninkrijk was beloofd, en het komt er. Daarop wordt vandaag gewacht. Het werd om te beginnen verkondigd aan de Samaritanen, dat was dus buiten Israël. De naam van Christus, de Messias, en het Koninkrijk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. En de Gemeente dan? Paulus schreef er in praktisch al zijn brieven over. Voor de Gemeente in Rome maakte hij duidelijk:
“Ik spreek tot u, heidenen. (…) Want, indien hun verwerping (dat is het ongelovige Israël) de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden? (…) Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt – niet gíj draagt de wortel, maar de wortel ú.”
Romeinen 11:13-18
Tegen de Samaritaanse vrouw zei Jezus
“want het heil is uit de Joden.”
Johannes 4:22
Aan de Gemeente van Efeze, dat waren Christenen uit de heidenen, schreef de apostel Paulus:
“Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is.”
Efeziërs 2:19-20
Paulus behoorde oorspronkelijk tot de Farizeeën. Die kenden de profetieën van het Oude Testament, maar al te goed. Ze zagen uit naar de komst van de Messias. Ze geloofden, dat Gods Koninkrijk realiteit zou worden. Maar toen de Messias kwam, die ook Zoon van David wordt genoemd, herkenden ze Hem niet. Ze hadden zo hun eigen opvatting, waar die Messias aan zou moeten beantwoorden. Toen dat beeld niet klopte, verwierpen zij Hem. Iemand zal zich misschien afvragen hoe dit kon? Ze waren toch niet dom, en ze zagen al zolang naar Hem uit. Ook de discipelen hadden het niet begrepen. Daarom heeft de Here Jezus 40 dagen voor hen uitgetrokken, om hen, aan de hand van het Oude Testament, te laten zien, dat ook zij er verkeerde opvattingen over hadden. Toen Jezus na Zijn Opstanding aan de discipelen verscheen, deed Hij iets, dat de discipelen nodig hadden:
“Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.”
Lucas 24:45
Bij Israël, bij de Farizeeën, ging het anders. Aan de Romeinen schreef de apostel Paulus later:
“Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat.”
Romeinen 11:25
God heeft een onveranderlijk plan met Israël. De Gemeente van Christus heeft de plaats van Israël niet ingenomen. Dat is een misvatting. Hier en daar, worden grote Megakerken als Koninkrijken gebouwd. Dat is niet de bedoeling van de Bijbel. God is bezig Zijn Koninkrijk te bouwen: Werk in Uitvoering. Van de profeet Daniël kunnen we leren, dat daar komen geen mensen aan te pas komen. Als we de totaliteit van de profetieën zien, en de uiteindelijke vervulling, blijft er maar één conclusie over: In de veertig dagen, dat Jezus Zijn discipelen over het Koninkrijk Gods onderwees, ging het om de letterlijke vervulling van de Oudtestamentische profetie. Maar dat hadden ze, tot op dat moment, verkeerde opvattingen, en daardoor veel onbegrip, gehad. Totdat Hij het hen uitlegde, hadden ze het niet begrepen. Misschien hebben ze de zucht geslaakt: O, bedoelde U dat?
Amen.
~Drs. K. van Berghem