Het Koninkrijk – Deel VI
[flash /flv/20070902_het_koninkrijk_vi.flv]
“Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen.”
Handelingen 8:12
Schriftlezing
“En er ontstond te dien dage een zware vervolging tegen de gemeente te Jeruzalem; en allen werden verstrooid over de streken van Judea en Samaria, met uitzondering van de apostelen. En vrome mannen droegen Stefanus ten grave en bedreven grote rouw over hem. En Saulus verwoestte de gemeente, en hij ging het ene huis na het andere binnen en sleurde mannen en vrouwen mede, en hij leverde hen over in de gevangenis. Zij dan, die verstrooid werden, trokken het land door, het evangelie verkondigende. En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus. En toen de scharen Filippus hoorden en tekenen zagen, die hij deed, hielden zij zich eenparig aan hetgeen door hem gezegd werd. Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlamden en kreupelen werden genezen; en er kwam grote blijdschap in die stad. En een man, met name Simon, was reeds vóór deze tijd in de stad bezig met toverij, waardoor hij het volk van Samaria verbijsterde, en hij beweerde van zichzelf, dat hij iets groots was; en allen, van klein tot groot, hielden zich aan hem en zeiden: Deze is wat genoemd wordt de grote kracht Gods. En zij hielden zich aan hem, omdat hij reeds lange tijd hen door toverijen verbijsterd had. Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen. En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door de tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden. Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes, die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de heilige Geest mochten ontvangen.”
Handelingen 8:1-15
Boodschap
In dit hoofdstuk vervolgt de geschiedschrijver en dokter Lucas zijn verslag. Misschien zijn meerderen van u bekend met wat er allemaal beschreven werd. Het gevaar bestaat, dat het nieuwe er dan af is. Maar het is allemaal niet minder dan spectaculair. Als gevolg van de marteldood en de daarop volgende vervolging van de jonge Gemeente, werd deze uiteengedreven en verjaagd. De vervolgden trokken het land door en kwamen ook in Samaria. Het evangelie werd ook aan de Samaritanen verkondigd. Dit was heel bijzonder. De Joden hadden traditioneel geen connecties met de Samaritanen. Die werden gemeden. En zij krijgen nu uitgerekend van Joden, die de Messias belijden, het evangelie te horen. Ook de evangelist Filippus ging naar Samaria, waar hij optrad:
“Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen.”
Handelingen 8:12
Jezus Christus en het Koninkrijk worden in één adem genoemd. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In het Nieuwe Testament is dikwijls sprake van Jezus als de Christus, dat wil zeggen de Gezalfde, die door God was aangewezen. In de Hebreeuwse vertaling van het Nieuwe Testament staat voor “Christus,” de Oudtestamentische aanduiding “Messias.” De Messias uit het Oude Testament en de Christus uit het Nieuwe, is één en dezelfde Persoon. Hem behoort dat Koninkrijk toe. Daarover had de profeet Daniël eeuwen eerder Gods profetie aan koning Nebuchadnezar bekendgemaakt:
“Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.”
Daniël 2:44
Dit gaat gebeuren als de geschiedenis, zoals we die vandaag kennen, ten einde loopt. Het lijkt er sterk op, dat dit door gelovigen over het hoofd gezien wordt. Anders gezegd, de Christus van het Nieuwe Testament is teveel losgemaakt van de Messias van het Oude Testament. Het gaat om het Koninkrijk, terwijl velen zich te éénzijdig richten op het persoonlijke heil. Als ik maar behouden word. Natuurlijk is dat belangrijk, heel belangrijk zelfs. Het gaat om niet minder dan het eeuwig in Gods heerlijkheid te komen of daarvan eeuwig uitgesloten te blijven. Daarover gaat de prediking van de “blijde boodschap,” het evangelie. Teveel wordt de nadruk gelegd op het positieve van het eeuwige behoud. Te weinig wordt er op gewezen, dat daartegenover het negatieve van een eeuwige verlorenheid staat. Die twee houden elkaar in evenwicht. Men kan de ene niet hebben, zonder de andere. Dit wordt te vaak verdoezeld. Verlorenheid, gescheiden van God, ligt niet prettig in het gehoor. Het klinkt zo negatief. Maar als die negatieve kant er niet was, waarom kwam Jezus Christus, Gods Zoon, dan naar deze wereld? Omdat de mens verloren was.
“Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden.”
Lucas 19:10
De Bijbel draait er niet om heen, maar zegt hoe de zaken er voor staan. Jezus Christus kwam om te zoeken en zalig te maken En als de Bijbel tegenover een eeuwig behoud, spreekt van een eeuwige verlorenheid, wie heeft dan het recht om de helft van dat evangelie weg te laten? Het volle evangelie is, dat de mens verloren is, maar behouden kan worden. Dat is de boodschap, die in de Gemeente van Christus verkondigd behoort te worden. De Gemeente bereidt mensen voor, voor het Koninkrijk waarin Jezus, Gods Zoon, Messias en Christus, centraal staat. Daarom leerde de Here Jezus zelf ons bidden: “Uw Koninkrijk kome.” Uit het voorgelezen gedeelte blijkt, wat de uitwerking van die prediking van het Koninkrijk in Samaria was. Nadat de Samaritanen tot geloof gekomen waren, lieten ze zich dopen. En zo gebeurde het steeds in het Nieuwe Testament. Dopen is de vertaling van het Griekse baptizein. Het betekent zonder uitzondering, met Christus in Zijn dood begraven worden, dat is geheel ondergedompeld worden. Het óndergaan van, de breuk met het oude leven. Vanuit het watergraf staat de bekeerde, nu gelovige, op en begint een nieuw totaal ander leven. Zoals de apostel Paulus schreef aan de gelovigen in Corinthe.
“Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen.”
2 Corinthiërs 5:17
De Christusgelovigen waren uit Jeruzalem verdreven. Ze moeten zich afgevraagd hebben waar ze terecht zouden komen. Maar daar lezen we niets over. Ze getuigden van de dingen, die in Jeruzalem waren gebeurd. Ze verkondigden het Evangelie, de Opstanding van Jezus, Zijn Wederkomst, de komst van het Koninkrijk Gods. Hun Jezus was de Christus, de Messias, die de profetieën van het Oude Testament, die nog niet vervuld waren, zal komen vervullen. Dat predikte Filippus ook. Ze geloofden niet, dat de onvervulde profetieën nu geestelijk verstaan moesten worden. Net zo letterlijk als Gods profetieën in het verleden in vervulling waren gegaan, zullen ook de profetieën, die nog altijd niet vervuld zijn, ook een letterlijke vervulling krijgen. Voor de Joden kreeg de maagd Maria te horen:
“En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.”
Lucas 1:31-33
Voor de gelovigen uit de heidenen had de apostel Paulus de boodschap:
“Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft. De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood.”
1 Corinthiërs 15:25-26
Dit onderwerp wordt afgesloten met de uitspraak uit het Boek Openbaring:
“En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.”
Openbaring 11:15
Amen.
~Drs. K. van Berghem