Gebed
“Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen.”
Lucas 18:1
Schriftlezing
“Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen. En Hij zei: Er was in een stad een rechter, die zich om God niet bekommerde en zich aan geen mens stoorde. En er was een weduwe in die stad, die telkens tot hem kwam en zei: Verschaf mij recht tegenover mijn tegenpartij. En een tijdlang wilde hij niet, maar daarna sprak hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij niet om God en al stoor ik mij aan geen mens, toch zal ik, omdat deze weduwe het mij moeilijk maakt, haar recht verschaffen; anders komt zij mij ten slotte nog in het gezicht slaan. En de Here zei: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt. Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten? Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?”
Lucas 18:1-8
Boodschap
In bijna de helft van alle Bijbelboeken wordt het gebed genoemd. Het vers, dat we samen hebben gelezen leert, dat we altijd moeten bidden en niet opgeven. Voor de gelovige is dit niet alleen een plicht, het is ook een voorrecht. Er zijn ook beloften voor de bidder.
“Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden.”
Mattheüs 7:7-8
“Maar” zegt iemand, “ik heb al lang gebeden, maar mijn gebed wordt niet verhoord.” Misschien bedoelt u, dat God geen “ja” gezegd heeft, dat Hij u niet gaf waar u om vroeg. Soms zegt God ook “nee,” dan is ons gebed wel gehoord, maar niet verhoord zoals u het wilde. Nee, is ook een antwoord. Hebt u lang gebeden? Hoe lang is lang? Met welke bedoeling bidt u?
Soms bidt iemand om iets, waarvan hij heel zeker is, dat het goed is. En toch gebeurt het niet. Soms blijkt jaren later pas, waarom God niet gaf of deed, waarom iemand bad. Achteraf begrijpt de bidder, waarom God er niet op inging en kan de bidder alleen maar danken voor Gods weigering. Voor zover gebedsverhoring van de bidder zelf afhangt, is de voorwaarde, dat er geen bewuste onbeleden zonde is, die de weg blokkeert. Ja maar, zegt iemand, ik heb maar zo weinig tijd. Mijn omstandigheden laten het eigenlijk niet toe. Geen tijd? Dat klopt! Niemand heeft tijd. De minuut, die voorbijging, hebben we niet meer. De minuut, die nog moet komen hebben we nog niet. Inderdaad, we hebben geen tijd. Maar God geeft ons 24 uur in een etmaal. De vraag is, hoe we die gekregen tijd indelen. Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Ja maar, zegt u, mijn agenda staat vol met afspraken, taken, die vervuld moeten worden. Ik zou niet weten, hoe het moet. In onze tijd worden we opgejaagd. Laten we ons opjagen? We hebben nog nooit zoveel vrije tijd gehad als nu. Ons voorgeslacht werkte 60 uur per week, ’s Zaterdag tot 4 uur. Wij deden het al veel beter met 48 uur per week, ’s Zaterdags tot half 1 en 6 dagen vakantie. Nu werken we 36 uur met hoeveel vakantie? Geen tijd? Geen tijd is onzin. Het gaat er om, hoe we de tijd indelen, die God ons geeft. Met bidden moeten we niet wachten, tot we een ogenbik vrij hebben. We moeten er de dag mee beginnen. Het liefst voordat we iemand gezien hebben. Dat komt heel vreemd over. Maar als we bidden, over wie hebben we het dan eigenlijk? Spreken met God. Meer niet? Wat is dan ons Godsbeeld, hoe denken wij, wie Hij is? Hoe kunnen we geen tijd voor God hebben, als Hij ons de tijd geeft? Die tijd moet vrijgemaakt worden. Dat kost inspanning, misschien offer. Desnoods moeten we er iets anders voor laten staan of opgeven. We besteden zoveel tijd aan televisie en computer. Die hadden we vroeger niet. Het is goed daar eens in te snijden. Misschien vindt uw omgeving dat vreemd. Dat is dan hun probleem. U hoeft zich niet te schamen, als u tijd voor God vrijmaakt. Een andere zaak is, dat u uzelf dan afvraagt, ja, maar waar moet ik dan voor bidden? Alleen voor de dingen van de dag? Nee!
“Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen.”
1 Korinthiërs 15:19
Natuurlijk bidden wij voor de dagelijkse dingen. Maar er is meer, veel meer. Er ligt een eeuwigheid voor ons. Het is zaak dat we dat, te midden van alle bedrijvigheid, in het oog houden. Het aardse leven is kort, het gaat snel, heel snel. Het eeuwige leven is eeuwig. We kunnen ons niet veroorloven dat te verliezen, omdat we er tijdens dit leven geen rekening mee houden. Soms vinden we geen woorden om onze gevoelens uit te drukken. Dan is ons gebed niet meer dan een zucht. Luister dan naar het woord van de apostel Paulus:
“Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding. En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.”
Romeinen 8:25-26
Hij bemoedigde de gelovigen in Efeze en riep ze op met de woorden:
“Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen;” en “Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden. Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid, de voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes; neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmede gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven; en neemt de helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God. En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen.”
Efeziërs 3:20-21; 6:11-18
Het altijd moeten bidden en niet verslappen betekent een geestelijke strijd. Bidden is niet een verlanglijstje indienen waar onze wensen op staan. En dan maar hopen, dat de boodschappen spoedig afgeleverd worden. Zonder de situatie te dramatiseren, we staan in een geestelijke strijd. Deze wereld is Gods wereld. Net als wat ons in de Tweede Wereldoorlog overkwam: we leven in bezet gebied. De vijand, dat is de god van deze eeuw, waar Paulus het over had in de verzen die we hebben gelezen, verblindt de mensen. Met duizend en een dingen; hij leidt hun aandacht af. Het evangelie wordt als achterhaald verdrongen. Daarom schreef Paulus aan de Gemeente:
“Indien dan nog ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan, ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.”
2 Korinthiërs 4:3-4
We moeten ons niet laten verblinden door schone schijn. De laatste tijd hebben we gezien dat er heel wat zogenaamde onaantastbare zekerheden, de goden van deze tijd, omgevallen zijn. Dan staan mensen met legen handen. Waar kunnen ze heen? Nergens! Wij hebben een God, die niet omvalt. Waar kunnen wij heen? Naar Gods Troon. Zijn Zoon heeft de weg gebaand. Als u Hem toebehoort, hebt u toegang. Daarom of we het zien of niet; of het begrijpen of niet:
“Hij, dat is Jezus, sprak tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen.”
Amen.
~Dr. K. van Berghem