Een vaste Burcht
[flash /flv/20081012_een_vaste_burcht.flv]
“De Here der heerscharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob. Sela.”
Psalm 46:8
Schriftlezing
“Voor de koorleider. Van de Korachieten. Op de wijze van: De jonkvrouwen. Een lied. God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden. Daarom zullen wij niet vrezen, al verplaatste zich de aarde, al wankelden de bergen in het hart van de zee. Laat bruisen, laat schuimen haar wateren, laat de bergen beven door haar onstuimigheid. Sela. Een rivier – haar stromen verheugen de stad Gods, de heiligste onder de woningen des Allerhoogsten. God is in haar midden, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen. Volkeren woedden, koninkrijken wankelden, Hij verhief zijn stem, de aarde versmolt. De Here der heerscharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob. Sela. Komt, aanschouwt de werken des Heren, die verwoesting op aarde aanricht, die oorlogen doet ophouden tot het einde der aarde, de boog verbreekt, de lans stukslaat, de strijdwagens met vuur verbrandt. Laat af en weet, dat Ik God ben; Ik ben verheven onder de volken, verheven op de aarde. De Here der heerscharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob. Sela.”
Psalm 46:1-12
Boodschap
Dit keer staan we stil bij de inhoud van een bekende psalm. De psalm is erg bekend geworden, omdat Maarten Luther hieruit het gezang dichtte: “Een vaste Burcht is onze God, een toevlucht voor de Zijnen.”
In deze korte psalm komt drie keer het woordje “sela” voor. Hoewel niet duidelijk is, wat het precies betekent, wordt het meestal uitgelegd als “rust” of “pauze.” Als de psalmdichter het heeft over de verplaatsing van de aarde, of de bergen, die in het midden van de zee wankelen en wij niet bang hoeven te zijn, wil dit nogal wat zeggen. Als de psalmdichter dit zo zegt, moet hij wel heel erg zeker van zijn zaak zijn. Als hij dit zegt, spreekt hij het “sela” uit. We kunnen het gerust vertalen als, “denk nu maar eens na.” Ook als het gaat over oorlog en verwoesting, zegt hij “sela,”
“denk eens goed na.” De psalm sluit af met de woorden: “Laat af en weet, dat Ik God ben.”
Dit doet denken aan psalm 99: “God de Heer regeert, beeft gij volken eert, eert Zij hoog bestel, die bij Israël tussen Cherubs woont.”
Met andere woorden, waar maak je je druk over? Waarom twijfel, waarom angst voor wat komt? En dat doen we. We hebben twijfel, we zijn bang voor wat komt. Deze dagen en weken staat de wereld op zijn kop. Grote onzekerheid, grote verliezen. Wat gebeurt er allemaal? We kunnen het niet overzien. Wat staat ons te wachten? Dan klinkt Gods stem: “Laat af en weet, dat Ik God ben.”
Hij heeft het laatste woord. Koning David heeft dit geleerd in de leerschool van God. Ook Maarten Luther heeft deze les geleerd. Ook hij ging door diepe diepten. Daarin leerde hij wat het betekende: een vaste burcht is onze God. Het is nog altijd het strijdlied van de gelovige. Niet triomfantelijk, niet overmoedig maar in afhankelijkheid, misschien bevend. Maar het is er wel. Het weten, dat de God van Jakob een vaste burcht is. Dat wij in de stormen van het leven bij Hem mogen schuilen. We leven in een moeilijke tijd. We kunnen het niet allemaal overzien. Er zijn zoveel vragen, zo veel onzekerheden.
Hieruit blijkt, hoe kwetsbaar we zijn. Niet alleen als samenleving, maar ook persoonlijk. Mensen, die dachten het allemaal goed geregeld te hebben, zitten in tijd van enkele dagen of weken in de problemen. Bij veel mensen lijkt het erop, dat als je maar goed voor je pensioen gezorgd hebt, het allemaal goed is. Mensen zoeken de Bank, die de hoogste rente betaalt. Dan horen ze ineens, dat het geld, dat ze aan de Bank hadden toevertrouwd, weg is. Dit is belangrijk, heel belangrijk. Maar wat nog veel belangrijker is, wordt over het hoofd gezien. Hoe staat het met het banktegoed, dat in de hemel is opgebouwd, of is er niets opgebouwd? De Bijbel spreekt over schatten in de hemel. De Here Jezus zei:
“Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.”
Mattheüs 6:19-21
Eens vroeg een jongeman aan de Here Jezus, wat hij moest doen om het eeuwige leven te krijgen. Volgens de Bijbel was het een jongeman waar niets op aan te merken viel. Hij had alles gedaan, wat er van hem verwacht werd. Er was één probleem: hij zat vast aan zijn geld. Het geld was zijn god, beter gezegd, zijn afgod. Het geld had de plaats van God in zijn leven ingenomen. Dit kon maar op één manier rechtgezet worden:
“Jezus zei Hij tot hem: Nog één ding komt gij te kort: verkoop alles wat gij bezit, en verdeel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemelen, en kom hier, volg Mij. Toen hij dat hoorde, werd hij diep bedroefd, want hij was zeer rijk. En Jezus zag hem aan en zei: Hoe moeilijk kunnen zij, die geld hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan.”
Lucas 18:22-24
Was dat nu niet teveel gevraagd? Zei de Here Jezus niet:
“Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven?”
Mattheüs 16:26
De apostel Paulus schreef aan Timotheüs:
“Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit meenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang.”
1 Timotheüs 6:6-9
Hoe ver staan wij daar vandaag vanaf. Dat is toch niet meer van deze tijd! De welvaart en de rijkdom hebben zo’n vlucht genomen, dat dit woord alleen voor derde wereld landen schijnt te gelden. Het is niet verkeerd, het is ook niet verboden om bezit te hebben. In de Bijbel komen we ook mensen tegen, die rijk en soms erg rijk waren. Dat is het probleem niet. Maar wat doen we ermee? Gaat het alleen daarom, of is er ook meer? Is er ook iets, dat belangrijker is dan geld? Het gaat om het fundament onder ons leven. Die vaste burcht, waar koning David over schreef, en Maarten Luther ons een gezang gaf. Als ons op aarde veel of alles ontnomen wordt, hebben we dan een vaste burcht, die niet wankelt? Hoe moeten mensen dit verwerken, als ze alles op hun geld en bezit gezet hebben en het valt weg? Hebben we dan een Vader in de hemel, die onze problemen kent en waar we terecht kunnen? Van het Onze Vader leren we:
“Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. Wordt hun dan niet gelijk, want God uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.”
Mattheüs 6:6-8
Dat is de vaste Burcht, die we nodig hebben: De Here der heerscharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob, sela. Denk er over na. Wacht er niet mee. Wacht niet, totdat u met lege handen staat. Zoek uw schuilplaats in de vaste burcht. Doe het nu.
Amen.
~Drs. K. van Berghem