Wie let er op ?
Inleiding
Eenvoudige lezing van de Bijbel leidt tot een verrassende ontdekking. Onze Bijbels bestaan uit twee delen: het Oude en het Nieuwe Testament. In werkelijkheid vormt de Bijbel één ondeelbaar geheel. Daarin wordt een beeld geschetst van de mens in zijn volmaakte omgeving. Er wordt beschreven hoe het misging en welke oplossing God ervoor gaf en langs welke weg.
Als gevolg van de zondeval van de mens schildert de Bijbel een droevig beeld. Adam en Eva vroegen niet om een oplossing voor de door hen begane misstap. In Gen. 3:15 beloofde God ongevraagd de oplossing door de komst van een Verlosser aan te kondigen.
Later koos God een man om de vader van een volk te worden, waaruit de Verlosser zou voortkomen. De Genesis-belofte werd door God tot een eenzijdig Verbond met Abraham. Adam en Eva hebben niet aan een belofte gedacht; ook bij Abraham was de gedachte aan een Verbond niet opgekomen.
Het Oude Testament eindigt met het boek Maleachi. Het Nieuwe Testament begint met het Evangelie van Mattheüs. Hier ligt een probleem. Het Nieuwe Testament opent met het Evangelie van Mattheüs, terwijl het (Oude) Verbond met Abraham nog van kracht was. Niemand schijnt hiervoor aandacht te hebben. Het blijkt, dat het Verbond met Abraham tot ver in het Nieuwe Testament doorloopt.
De Canon
In het jaar 90 van onze jaartelling waren de Rabbijnen, die Jezus als Messias afwezen, van mening, dat God sinds 400 jaar niet meer had gesproken. Dat klopt. Daarop besloten ze met het boek Maleachi het Oude Testament af te sluiten.
Ze stonden er niet bij stil, dat God mogelijk nog niet uitgesproken was! Geïnspireerd door de Heilige Geest profeteerde Zacharias, de vader van Johannes de Doper:
“Geloofd zij de Here,de God van Israël , want Hij heeft omgezien naar zijn volk en heeft het verlossing gebracht, en heeft ons een hoorn des heils opgericht, in het huis van David, zijn knecht, gelijk Hij gesproken heeft door de mond zijner heilige profeten van oudsher.”
Lucas 1:68-70
Zowel de Paradijsbelofte als het Verbond met Abraham kwamen ongevraagd van God. Zoals gezegd, niet eerder dan in het jaar 90 sloten de Rabbijnen de Oudtestamentische canon af. Op grond waarvan namen zij deze beslissing? Had God hen daartoe gemachtigd? En waarom op dit tijdstip?
Namen zij deze beslissing om te voorkomen, dat de Nieuwtestamentische geschriften, die toen al in omloop waren, ooit met het Oude Testament een geheel zouden vormen?
Zoals hierna wordt aangetoond, geldt het niet alleen voor het overgrote deel van de vier Evangeliën, maar wat te denken van het Boek Handelingen? Er vallen minstens 13 steden te noemen, waar de apostel Paulus niet naar de Gemeenten ging. (Handelingen 13:4-28:31)
Die bestonden toen (nog) niet. Hij ging altijd en overal naar de Synagoge. Praktisch overal werd hem de deur gewezen. Uit de mensen, die daar door zijn prediking tot geloof waren gekomen, en die met hem meegingen, ontstonden de Gemeenten.
Tijdens zijn laatste reis naar Rome hield dit proces op. Toen de Joden daar al twistend uiteengingen, sprak Paulus de veelzeggende woorden uit, dat “dit heil aan de heidenen gezonden is.” Handelingen 28:28.
Wat te denken van de Brief aan wettisch ingestelde de Galaten? Galaten 3:3, 10; 4:15-16, 21, 28-31; 5:1-10, 18, 6:12-13, 15. In dit kader trekt ook Gal. 6:2 de aandacht Het Wetticisme was nog zeer hinderlijk aanwezig.
Wat te denken van de Brief aan de Hebreeën? De Brief aan de (Messiasbelijdende) Hebreeën houdt de herinnering aan hun herkomst in zuiver Joods taalgebruik levendig. In al deze gemengde Gemeenten vormden bekeerde Joden en Heidenen samen de Gemeente.
Wellicht te gemakkelijk worden in het Nieuwe Testament de Joods-Messiasbelijdende gelovigen, de Hebreeën, over het hoofd gezien. Daar gaat het niet altijd en alleen over bekeerde Heidenen omdat het in het Nieuwe Testament staat.
Het valt te vrezen, dat het woord van Jezus aan de Samaritaanse vrouw door hedendaagse gelovigen (uit de Heidenen, de niet-Joden) verdrongen wordt:
“Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden.”
Johannes 4:22.
Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat het Nieuwe Testament daarmee niet geldt of niet van belang voor ons is. Integendeel.
Maar het moet duidelijk zijn, dat het heil, dat God voor ons bereid heeft door Zijn instrument, het Joodse volk, tot ons gekomen is, want zei God:
“Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde.”
Jesaja 49:6
[Dit zal ten volle bewaarheid worden, wanneer Christus in de toekomst Koning zal worden over Zijn volk, en de scepter zal uitgaan vanuit Jeruzalem]
Dit werkt ten volle ook voor ons, niet-Joden, tot op vandaag door:
“Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof.”
Galaten 3:14
Gods opdracht aan Israël is ook nu nog niet voltooid. Aan de Gemeente in Efeze schreef de apostel Paulus:
“dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.”
Efeziërs 2:12-13.
[De vraag is hier: Wie waren uitgesloten van het burgerrecht Israëls? En wie waren vreemd aan de verbonden der belofte? Waren dat niet de heidenen?]
Het gaat om de Verbonden, Oud en Nieuw. De tweedeling van Gods Woord in Oud- en Nieuw Testament is onterecht. Ja maar, zegt, iemand, God had 400 jaar lang niet gesproken. Dat is juist, maar in de lange geschiedenis van Israël heeft God meer dan eens lange tijden niet gesproken. Daardoor ontstonden geen Nieuwe Testamenten. Waarom hier dan wel?
Het Breekpunt
Niemand besteedt blijkbaar aandacht aan deze vraag. Uit het vervolg blijkt, dat deze vraag van groot belang is. Wie de door mensen bedachte tweedeling van Gods Woord aanvaardt, komt tot volkomen andere conclusies, dan wie vasthoudt aan de geldigheid van het door God ingestelde Verbond.
Onjuiste Uitgangspunten
Vele gelovigen denken, dat de Kerk de plaats van Israël heeft ingenomen. Daarbij worden Gods beloften voor Israël in geestelijke betekenis verstaan in het leven van de Kerk. Dit is onjuist juist vanwege dit misverstand.
Weer andere gelovigen beschouwen de Evangeliën, met wonderen en tekenen, als geldend voor onze tijd. Dit is eveneens onjuist vanwege hetzelfde misverstand.
Bijbellezen zonder bril
Voordat iemand aan de uitleg van Gods Woord toekomt, moet hij leren om het op de juiste manier te lezen. Wat is er gebeurd?
Verbond of Testament?
Gods Verbond met Abraham kwam niet tot een einde met de profeet Maleachi, het loopt door tot ver in het Nieuwe Testament. Vierhonderd jaar later gaat het verder bij de vader van Johannes de Doper:
“En zijn vader Zacharias werd vervuld met de heilige Geest en profeteerde, zeggende: Geloofd zij de Here, de God van Israël, want Hij heeft omgezien naar zijn volk en heeft het verlossing gebracht, en heeft ons een hoorn des heils opgericht, in het huis van David, zijn knecht, – gelijk Hij gesproken heeft door de mond zijner heilige profeten van oudsher – om ons te redden van onze vijanden en uit de hand van allen, die ons haten, om barmhartigheid te betonen aan onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken, de eed, die Hij zwoer aan Abraham, onze vader, dat Hij ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen.”
Lucas 1:67-75
De Wet van Mozes, bleef van kracht tot het bijna-einde van de vier Evangeliën. Bijna 95% van die Evangeliën behoren inhoudelijk tot het Oude Testament:
“Want dit is het bloed van mijn Verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”
Mattheüs 26:28
Daar eindigen dan ook de Levitische offers.
“Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.”
Johannes 19:30
Wat was volbracht ? De belofte aan Adam en Eva werd hiermee, langs de weg van Gods Verbond met Abraham, vervuld:
“Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.”
Mattheüs 5:17-18
Dit is wat de in het Paradijs beloofde Verlosser deed. Maar het einde van de Wet van Mozes betekende niet het einde van Gods Verbond met Abraham.
De beloften van zegen voor Israël en het bezit van het land, bleven tot op vandaag van kracht. Eeuwen eerder had Jeremia geprofeteerd:
“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een Nieuw Verbond sluiten zal. Niet zoals het Verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn Verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dít is het Verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.”
Jeremia 31:31-33
Voordat de Levitische offers van de Wet van Mozes op het kruis een einde vonden, had de Here Jezus met de instelling van het Laatste Avondmaal het Nieuwe Verbond reeds ingesteld. Tot tweemaal toe kwalificeert de Hebreeënbrief dit Verbond als een beter Verbond:
“De Here heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt priester in eeuwigheid – in zoverre is Jezus ook van een beter Verbond borg geworden.”
Hebreeën 7:21-22;
en:
“Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter Verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede.” Hebreeën 8:6-7
Het begin van het Nieuwe Verbond werd wereldwijd duidelijk op de Pinksterdag:
“En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want eenieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeërs? En hoe horen wij hen dan eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden de een tot de ander: Wat wil dit toch zeggen? Maar anderen zeiden spottend: Zij hebben te veel zoete wijn gehad! Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem en sprak hen toe: Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore. Want deze mensen zijn niet dronken, zoals gij veronderstelt, want het is het derde uur van de dag; maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm. De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt. En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden.”
Handelingen 2:2-21
De voltooide vervulling van Joëls eerdere profetie gaat veel verder dan de Pinksterdag zoals volgt uit het veel betekenende “daarna” in Joël 2.28
“Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. En het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Here zal roepen.”
Joël 2:28-32
Het uitgestelde Koninkrijk
Tijdens Zijn aardse bediening kondigde de Heer Jezus Gods Koninkrijk aan. De wonderen en tekenen, die de Heer deed demonstreerden en bevestigden de waarheid van Zijn woorden.
Maar de priesters, Schriftgeleerden en Farizeeën (h)erkenden de Here Jezus niet als Gods Messias. Door de Messias te verwerpen, verwierpen zij het Koninkrijk. Bij zijn toespraak tot het volk in de Tempel, deed Petrus opnieuw de oproep:
“Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher.”
Handelingen 3:19-21.
Hieruit blijkt, dat God nog niet klaar was met Israël. Het valt buiten het kader van deze studie in te gaan op de wederoprichting aller dingen in te gaan, onderwerp van een afzonderlijke studie.
Gedurende 40 dagen na de Opstanding heeft de Heer met Zijn discipelen over dat Koninkrijk gesproken. Daarom moet de vraag, die de discipelen op de Hemelvaartsdag stelden, niemand verbazen. Het was het logische gevolg van wat zij dagen achtereen hadden gehoord.
“Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Hij zei tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft.”
Handelingen 1:6.
De Heer zei niet “nee,” maar impliciet “niet nú.” De verwerping van het Koninkrijk leidde tot een interim, een tussentijd, ingelast; de bedeling van de Heilige Geest, het begin van de Gemeente. Uitstel betekent geen afstel.
Tot het bijna-einde van de Evangeliën was het Oude Verbond van kracht. De verkondiging en de boodschappen in de Evangeliën behoren tot bijna 95% tot het Oude Verbond.
De verwarring over de Evangeliën ontstaat, omdat ze in het Nieuwe Testament staan. Maar, in plaats van aan de Gemeente, was hun inhoud aan het adres van Israël gericht. In die tijd bestond de Gemeente immers niet. Feitelijk begint het Nieuwe Testament praktisch niet voor Matth. 26:28; Marc. 14:24; Luc. 22:20 en Joh. 19:30. Dit wordt door de apostel Paulus in 1 Cor. 11:25 en 2 Cor. 3:6 bevestigd.
Daarom worden door mensen aangebrachte scheiding tussen Oud- en Nieuw Testament, tussen Maleachie. 4:6 en Mattheüs 1:1, de gelovigen op het verkeerde been gezet. Dit staat een juist begrip van de profetie in de weg.
Men zou moeten spreken vanuit het door God Zelf gegeven Oude- en Nieuwe Verbond en niet vanuit het door mensen bedachte Oud- en Nieuw Testament.
De verwarring van Verbond en Testament
De lege bladzijden tussen de beide Testamenten leiden tot misverstand. Ze neigen ertoe iemand de indruk te geven, dat het Oude Testament voor de Joden, en het Nieuwe voor de Christenen is. Dit is een ernstige vergissing. Op grond daarvan begaan gelovigen een fout, die denken, dat de Evangeliën stuk voor stuk het model voor de Kerk van vandaag toegepast moeten worden. Vol vuur beloofde een prediker voor een grote gemeente:
“Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven.”
Jeremia 29:11
Een belofte voor Israël in ballingschap werd, een op een, toegepast op de gemeente. Dit is een ernstige vergissing, die tot verkeerde handelingen in het geloofsleven leidt.
Met de verwerping van de Messias en Zijn Koninkrijk, kwamen de wonderen en tekenen, die daarvan het bewijs waren, niet langer, of op dezelfde manier, even vaak voor. Dit betekent niet, dat Hij veranderd is.
“Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.”
Hebreeën 13:8
Gods Plan voor de eeuwen
Gods handelen is niet hetzelfde in alle eeuwen.
Het ontstaan van de Gemeente
Voor God verder ging met Israël, sinds het de Messias verwierp, ontstond de Gemeente, bestaande uit Joden en Jodengenoten met als aanvulling:
“Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.”
Johannes 10:16
Het herstel van Israël
De nog niet vervulde profetie luidt:
“Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de HERE, die dit doet.”
Amos 9:11-12
en :
“Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David wederopbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik wederopbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet, welke van eeuwigheid bekend zijn.”
Handelingen 15:16-18
Waarschuwing voor de Gemeente uit de Heidenen
“Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden. En dit is mijn verbond met hen, wanneer Ik hun zonden wegneem. Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil. Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk.”
Romeinen 11:25-29
Herinnering
De Samaritaanse vrouw uit Johannes 4:7vv. behoorde niet tot Israël. Als gelovigen uit de Heidenen, d.w.z. niet-Joden, bevinden wij ons in dezelfde positie. De Here Jezus zei tot haar:
“Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden,”
Johannes 4:22
Zowel Jood als Heiden, d.w.z. niet-Jood, kunnen uitsluitend en alleen door wedergeboorte en bekering, door het belijden van de Heer Jezus als Heer en Heiland, behouden worden, en met hen één in de verloste gemeenschap worden:
“Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot een nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot een lichaam verbonden. weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft.”
Efeziërs 2:14-16.“Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij zijt immers één in Christus. Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.”
Galaten 3:28-29.
Zo gaat Gods plan in vervulling:
“Abraham immers zal voorzeker tot een groot en machtig volk worden en met hem zullen alle volken der aarde gezegend worden. “
Genesis 18:18
Want:
“Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.”
Johannes 10:16
Het gaat er om wie het laatste woord heeft. De tweedeling van Oud- en Nieuw Testament of het door God soeverein ingestelde Oude en Nieuwe Verbond? Het Oude en Nieuwe Verbond en het Oude en Nieuwe Testament lopen nadrukkelijk niet parallel. Wie let er op?
Het gaat niet om het gelijk of theologische discussies, maar om vergaande gevolgen voor het geloofsleven van de Christen. Gods plan met Israël tot zegen voor de mensheid is nog lang niet voltooid.
Veel profetieën wachten nog op vervulling. Die zullen niet geestelijk maar letterlijk vervuld worden.
Amen.
Download Verbond of Testament [PDF]