Als de nood het hoogst is
[flash /flv/20071014_als_de_nood_het_hoogst_is.flv]
“Nu dan, HERE, onze God, verlos ons uit zijn macht; dan zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, HERE, alleen God zijt.”
2 Koningen 19:19
Schriftlezing
“Zodra koning Hizkia deze (woorden) hoorde, scheurde hij zijn klederen, bedekte zich met een rouwgewaad en ging het huis des HEREN binnen. Ook zond hij de hofmaarschalk Eljakim, de schrijver Sebna en de oudsten der priesters, bedekt met rouwgewaden, tot de profeet Jesaja, de zoon van Amoz. Zij zeiden tot hem: Zo zegt Hizkia: deze dag, is een dag van benauwdheid, straf en smaad;
(…)
4 Wellicht hoort de HERE, uw God, al de woorden van de maarschalk, waarmee zijn heer, de koning van Assur, hem gezonden heeft om de levende God te honen, en zal Hij straf oefenen om de woorden die de HERE, uw God, gehoord heeft; wil dan een gebed opzenden voor het overblijfsel dat nog gevonden wordt. Toen kwamen de dienaren van koning Hizkia tot Jesaja, en Jesaja zeide tot hen: Zo zult gij tot uw heer zeggen: Zo zegt de HERE: Vrees niet voor de woorden die gij gehoord hebt, waarmee de hovelingen van de koning van Assur Mij gelasterd hebben. Zie, Ik zend een geest in hem, en hij zal een gerucht vernemen, zodat hij naar zijn land zal terugkeren, en Ik zal hem door het zwaard vellen in zijn eigen land. Toen de maarschalk terugkeerde, vond hij de koning van Assur strijdende tegen Libna, want hij had gehoord, dat hij van Lakis opgebroken was. Doch, toen deze aangaande Tirhaka, de koning van Ethiopië, vernam: Zie, hij is opgetrokken om tegen u te strijden – zond hij wederom gezanten naar Hizkia met deze opdracht: Zo zult gij zeggen tot Hizkia, de koning van Juda: Laat uw God, op wie gij vertrouwt, u niet bedriegen door te zeggen: Jeruzalem zal niet in de macht van de koning van Assur gegeven worden. Zie, gij zelf hebt gehoord wat de koningen van Assur met alle landen gedaan hebben door ze met de ban te slaan; zoudt gij dan gered worden? Hebben soms de goden der volken die mijn vaderen vernietigd hebben, hen gered: Gozan, Haran, Resef en de bewoners van Eden in Telassar? Waar is de koning van Hamat, de koning van Arpad, de koning van de stad Sefarwaïm, van Hena en van Iwwa? Hizkia nam de brief uit de hand der gezanten en las hem. Toen ging Hizkia op naar het huis des HEREN, spreidde hem uit voor het aangezicht des HEREN, en bad voor het aangezicht des HEREN en zeide: HERE, God van Israël, die op de cherubs troont, Gij, Gij alleen zijt God over alle koninkrijken der aarde; Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt. Neig, HERE, uw oor en hoor; open, HERE, uw ogen en zie; hoor de boodschap, die Sanherib heeft gezonden om de levende God te honen. Waarlijk, HERE, de koningen van Assur hebben de volken en hun landen verwoest en hun goden in het vuur geworpen, want het waren geen goden, maar slechts het maaksel van mensenhanden: hout en steen; daarom hebben zij die kunnen vernietigen. Nu dan, HERE, onze God, verlos ons uit zijn macht; dan zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, HERE, alleen God zijt. Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia deze boodschap: Zo zegt de HERE, de God van Israël: wat gij tot Mij gebeden hebt betreffende Sanherib, de koning van Assur, heb Ik gehoord. Dit is het woord, dat de HERE over hem spreekt: zij veracht u, zij bespot u, de jonkvrouw, de dochter Sions; zij schudt het hoofd achter u, de dochter van Jeruzalem. Wie hebt gij gehoond en gelasterd, en tegen wie de stem verheven en uw ogen trots opgeslagen? Tegen de Heilige Israëls!
(…)
32 Daarom, zo zegt de HERE van de koning van Assur: hij zal in deze stad niet komen
(…)
34 En Ik zal deze stad beschutten om haar te verlossen om Mijnentwil en ter wille van mijn knecht David. In die nacht ging de Engel des HEREN uit en sloeg in het leger van Assur honderdvijfentachtigduizend man. Toen men vroeg in de morgen opstond, zie, zij allen waren lijken.”
2 Koningen19:1-36
Boodschap
Koning Hizkia was ernstig door de koning van Assur bedreigd. Het was zo erg, dat de koning als teken van rouw, zijn mantel scheurde. Vervolgens liet de koning aan de profeet Jesaja vragen, of die voor hem wilde bidden om het gevaar af te wenden. Namens God liet de profeet de koning weten, dat God zou ingrijpen en de maarschalk van Assur op een dwaalspoor zou brengen, zodat hij van Jeruzalem wegtrok. En zo gebeurde. Maar daarmee was het gevaar nog niet geweken. De troepen van de koning van Assur legerden zich opnieuw voor Jeruzalem. De vijand stuurde een brief naar de koning van Israël. Daarin kreeg de koning in hedendaags Nederlands te horen: Laat u zich toch niet door uw God bedriegen, dat Jeruzalem niet in de macht van de koning van Assur zal komen. Hebt u niet gehoord wat de koning van Assur met de koningen van alle landen gedaan heeft? Hij heeft ze vogelvrij verklaard en hun bezittingen verbeurd verklaard. Denkt u nu echt, dat u hiermee wegkomt? Mijn voorgeslacht heeft de goden van al die volken vernietigd. Wie heeft Gozan, Haran, Resef en de bewoners van Eden in Telassar gered? Waar zijn de koningen van Hamat, van Arpad, van Sefarwaïm, van Hena en van Iwwa? Hizkia nam de brief van de vijand in ontvangst. Toen deed hij iets vreemds, of toch niet? Toen hij de brief gelezen had, ging hij naar de tempel en spreidde de brief uit voor God, zodat God de brief als het ware zelf kon lezen. In zijn gebed, sprak hij de God van Israël aan en zei: U alleen bent God over alle koninkrijken. U, die de hemel en de aarde gemaakt hebt. Hoor naar mij Here en zie de boodschap van de vijand om u te bespotten. Het is waar Here, wat de koningen van Assur gedaan hebben. Maar hun goden, waren geen goden. Here, onze God, verlos ons uit zijn macht; dan zal iedereen overal weten, dat U alleen God bent. Wat kunnen we uit deze geschiedenis leren? De koning van Israël kon geen kant uit. Zijn er ook in ons leven geen situaties, dat we geen kant uit kunnen? Bij Hizkia was de situatie extreem. Al is het bij ons dan niet zo extreem, ook wij kennen situaties, dat we echt niet meer weten hoe het moet. Wat ons overkomt is onrechtvaardig, en dat schijnt allemaal maar te kunnen. We zijn weerloos en machteloos. We kunnen denken en zeggen wat we willen, het helpt allemaal niet. Onze zorg, ons verdriet, onze verontwaardiging veranderen niets aan de zaak. Wat deed de machteloze Hizkia? Hij ging niet onderhandelen; hij probeerde niet een of andere smoes. Hij wist het gewoon niet. Aan alle kanten zat hij vast. Hij kon niet vooruit, niet achteruit, niet links, niet rechts. Elke uitweg rondom hem was afgesloten. Maar één uitweg stond voor hem open, waarmee de vijand niet had gerekend. Hizkia moest het heft uit handen geven. Hij had geen controle meer over de situatie. Menselijke hulp was er niet, hij kon alleen op God vertrouwen. Opnieuw ging hij door die crisis. Als we de zaak zelf niet meer in de hand hebben en die moeten loslaten, betekent het een crisis. Daar went niemand aan. Niemand kan zeggen: o, ik weet hoe dat werkt. Het is elke keer weer de vertrouwenscrisis. Hizkia vertrouwde op God, en God antwoordde:
“Daarom, zo zegt de HERE van de koning van Assur: hij zal in deze stad niet komen En Ik zal deze stad beschutten om haar te verlossen om Mijnentwil en ter wille van mijn knecht David. In die nacht ging de Engel des HEREN uit en sloeg in het leger van Assur honderdvijfentachtigduizend man. Toen men vroeg in de morgen opstond, zie, zij allen waren lijken.”
2 Koningen19:34-36
Dit is onvoorstelbaar. Hieraan had niemand gedacht. God laat niet met zich spotten. Tot op deze dag heeft God een Verbond met Israël. De koning van Israël vertrouwde ten volle op God. In antwoord op het gebed van Hizkia deed God iets, wat wij niet zouden bedenken. Er was geen ontkoming, geen uitweg, maar bij God wel. God kan gebeden verhoren boven bidden en denken. Zo is het ook nog vandaag. Misschien zult u zeggen, ja maar God heeft dan wel een Verbond met Israël, maar wat kan ik daarmee? Het komt er op aan of u christen bent. Het gaat er niet om of u lid van een kerk bent. Hebt u uw leven in handen van God gegeven? Daar komt het op aan. Niet alleen voor een noodsituatie, maar voor uw hele leven. Met alle eerbied: God is er niet voor “pech onderweg.” Hij is niet de wegenwacht op de levensweg. Hij is er niet om ons even te helpen en we het verder alleen wel af kunnen. God is er niet voor ons. Wij zijn er voor Hem. Heeft God het in uw leven voor het zeggen, helemaal? Hebt u uw leven neergelegd aan de voet van het kruis? Dat wil zeggen, erkent u, dat Zijn Zoon, Jezus Christus, gekomen is om te redden wat verloren is, ook u? Erkent u, dat Zijn kruisdood nodig was om de mens met God te verzoenen? Als u dat gelooft, is God er helemaal voor u. Over het Avondmaal schreef de apostel Paulus:
“dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed”
1 Corinthiërs 11:23-25
De Christen behoort tot het Nieuwe Verbond. Voor hem geldt dan het woord van de apostel Petrus.
“Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.”
1 Petrus 5:7
Maar we mogen niet vergeten, dat er een vers aan voorafgaat:
“Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd.”
1 Petrus 5:6
Voor wie dat doet, komt het in orde, ook als hij/zij zelf geen uitweg meer ziet. God heeft soms heel verrassende oplossingen voor Zijn kinderen. Als de nood het hoogst is, is de redding nabij.
Amen.
~Drs. K. van Berghem